scheetje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] schee·tje
  • [2, 3] scheet·je

Zelfstandig naamwoord

het scheetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord schee
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord scheet
  3. (figuurlijk) koosnaam voor een persoon of dier
Synoniemen