schee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schee
enkelvoud meervoud
naamwoord schee scheeën
verkleinwoord scheetje scheetjes

Zelfstandig naamwoord

de scheev / m

  1. schede, omhulsel
  2. (scheepvaart) een verdikking onder de voorsteven van een schip ter bevordering van de stuurbaarheid
  3. (visserij) een lange plank die over het strand getrokken werd om de garnalen te doen opspringen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • schee
stellend vergrotend overtreffend
schee schenner schenscht
schennscht

Bijvoeglijk naamwoord

schee

  1. fraai, lekker, mooi, prettig
    «Nova Scotia is wunnerbaar schee
    Nova Scotia is heerlijk mooi.
Opmerkingen