schater uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·ter uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitschateren

schater (...) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschateren
    • Ik schater uit. 
  2. gebiedende wijs van uitschateren
    • Schater uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschateren
    • Schater je uit? 

Gangbaarheid