schampen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scham·pen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afglijden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schampen |
schampte |
geschampt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
schampen
- overgankelijk (vrijwel) stilstaand voorwerp rakelings treffen
- Een vrachtauto werd op die overweg geschampt door een voorbijrazende trein.
- wederkerig elkaar ~ als tegenliggers rakelings treffen
- De beide vrachtwagens schampten elkaar, maar de schade viel wonder boven wonder mee.
Gangbaarheid
- Het woord schampen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schampen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "schampen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Wederkerig werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %