schakelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·kelt

Werkwoord

vervoeging van
schakelen

schakelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schakelen
    • Jij schakelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schakelen
    • Hij schakelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schakelen
    • Schakelt!