schaapscheerderskou

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaap·scheer·ders·kou
Woordherkomst en -opbouw
  • verwijst naar de periode waar schapen worden geschoren
enkelvoud meervoud
naamwoord schaapscheerderskou
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schaapscheerderskouv

  1. koude periode omstreeks half juni; periode ook vanaf dewelke schapen geschoren worden
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie