saneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·neert

Werkwoord

vervoeging van
saneren

saneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saneren
    • Jij saneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saneren
    • Hij saneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van saneren
    • Saneert!