samenwerkende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·wer·ken·de
Bijvoeglijk naamwoord
samenwerkende
- verbogen vorm van de stellende trap van samenwerkend
Werkwoord
vervoeging van: | samenwerken |
samenwerkende
- verbogen vorm van samenwerkend, het onvoltooid deelwoord van samenwerken