sabbelden af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sab·bel·den af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afsabbelen |
sabbelden (...) af
- meervoud verleden tijd van afsabbelen
- Wij sabbelden af.
- Jullie sabbelden af.
- Zij sabbelden af.
- Wij sabbelden af.
Gangbaarheid
- Het woord sabbelden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.