risp op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • risp op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
oprispen

risp (...) op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oprispen
    • Ik risp op. 
  2. gebiedende wijs van oprispen
    • Risp op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oprispen
    • Risp je op? 

Gangbaarheid