riper

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak

Werkwoord

riper

  1. (spreektaal) ervandoor gaan, opkrassen [1]

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·per
Naar frequentie 17967

Werkwoord

riper

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ripe

Zelfstandig naamwoord

riper

  1. nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van rip

Zelfstandig naamwoord

riper

  1. nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van ripe


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·per

Zelfstandig naamwoord

riper

  1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van rip
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

riper

  1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van ripe