rimpelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rim·pelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rimpelen |
rimpelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rimpelen
- Jij rimpelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rimpelen
- Hij rimpelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rimpelen
- Rimpelt!
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.