richtte gelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • richt·te ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gelijkrichten

richtte gelijk

  1. enkelvoud verleden tijd van gelijkrichten
    • Ik richtte gelijk. 
    • Jij richtte gelijk. 
    • Hij, zij, het richtte gelijk. 


Gangbaarheid