remplaceert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rem·pla·ceert

Werkwoord

vervoeging van
remplaceren

remplaceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remplaceren
    • Jij remplaceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remplaceren
    • Hij remplaceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van remplaceren
    • Remplaceert!