relativerend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·la·ti·ve·rend
Werkwoord
vervoeging van: | relativeren |
verbogen vorm: | relativerende |
relativerend
- onvoltooid deelwoord van relativeren
- Volgens Miedema komt Bram op 20 juni weer langs op het gemeentekantoor en daarna wordt besloten of de proef een vervolg krijgt. Ambtenaren van de directie Veilig lieten eerder weten graag een kantoorhond te willen. Een hond op de werkvloer zou zorgen voor een betere sfeer en het zou 'relativerend werken'. [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | relativerend | relativerender | relativerendst |
verbogen | relativerende | relativerendere | relativerendste |
partitief | relativerends | relativerenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
relativerend
- de betrekkelijkheid van zaken inziend; wetend dat het allemaal niet zo heel belangrijk is
- ,,Dat is niet mis! Ik sta altijd heel relativerend tegenover mijn beroep, maar dit is echt heel bijzonder," zei Croiset, die zijn prijs opdroeg aan zijn moeder, die precies honderd jaar geleden was geboren. [2]
- Een lekkere plek met voldoende oppervlakte voor 'een beetje fitness, wonen en kantoorruimte'. Daarna, minder relativerend: ,,Ik ben ongelooflijk trots dat ik dit heb kunnen kopen. En dat ik door de deal rond de feestdagen af te ronden, anderen onder wie Brad Pitt, te snel af ben geweest. Zij zaten te slapen. [3]
Gangbaarheid
- Het woord relativerend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tubantia Barbara de Jong 12-06-18 Kantoorhond Bram voelt zich thuis bij ambtenaren
- ↑ Tubantia 18-09-17 'De laatste keer dat ik iets won, was ik tien'
- ↑ Tubantia Annemart van Rhee 11-01-17 Deze man was Brad Pitt te snel af met mega-penthouse