rekenden voor
Uiterlijk
- re·ken·den voor
vervoeging van |
---|
voorrekenen |
rekenden (...) voor
- meervoud verleden tijd van voorrekenen
- Wij rekenden voor.
- Jullie rekenden voor.
- Zij rekenden voor.
- Wij rekenden voor.
- Het woord rekenden voor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.