rebelleerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·bel·leer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rebelleren |
rebelleerden
- meervoud verleden tijd van rebelleren
- Wij rebelleerden.
- Jullie rebelleerden.
- Zij rebelleerden.
- Wij rebelleerden.
vervoeging van |
---|
rebelleren |
rebelleerden