rebelleren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van rebelleren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		rebelleren			te rebelleren
	toekomend		zullen rebelleren			te zullen rebelleren
voltooid	tegenwoordig		hebben gerebelleerd			te hebben gerebelleerd
	toekomend		gerebelleerd zullen hebben			gerebelleerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	rebellerend		gerebelleerd			ev. rebelleer	mv. verouderd rebelleert	rebellere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	rebelleer	rebelleert	rebelleert	rebelleert	rebelleert	rebelleren	rebelleren	rebelleren
verleden (o.v.t.)	rebelleerde	rebelleerde	rebelleerde	rebelleerde	rebelleerde	rebelleerden	rebelleerden	rebelleerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal rebelleren	zult/zal rebelleren	zult/zal rebelleren	zult rebelleren	zal rebelleren	zullen rebelleren	zullen rebelleren	zullen rebelleren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou rebelleren	zou rebelleren	zou(dt) rebelleren	zoudt rebelleren	zou rebelleren	zouden rebelleren	zouden rebelleren	zouden rebelleren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gerebelleerd	hebt gerebelleerd	hebt/heeft gerebelleerd	hebt gerebelleerd	heeft gerebelleerd	hebben gerebelleerd	hebben gerebelleerd	hebben gerebelleerd
verleden (v.v.t.)	had gerebelleerd	had gerebelleerd	had gerebelleerd	hadt gerebelleerd	had gerebelleerd	hadden gerebelleerd	hadden gerebelleerd	hadden gerebelleerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gerebelleerd hebben	zal/zult gerebelleerd hebben	zult/zal gerebelleerd hebben	zult gerebelleerd hebben	zal gerebelleerd hebben	zullen gerebelleerd hebben	zullen gerebelleerd hebben	zullen gerebelleerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gerebelleerd hebben	zou gerebelleerd hebben	zou/zoudt gerebelleerd hebben	zoudt gerebelleerd hebben	zou gerebelleerd hebben	zouden gerebelleerd hebben	zouden gerebelleerd hebben	zouden gerebelleerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gerebelleerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gerebelleerd				er is gerebelleerd
verleden	er werd gerebelleerd				er was gerebelleerd
toekomend	er zal gerebelleerd worden				er zal gerebelleerd zijn
voorwaardelijk	er zou gerebelleerd worden				er zou gerebelleerd zijn