rampokt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ram·pokt

Werkwoord

vervoeging van
rampokken

rampokt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rampokken
    • Jij rampokt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rampokken
    • Hij rampokt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rampokken
    • Rampokt! 

Gangbaarheid