putte uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • put·te uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitputten

putte uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitputten
    • Ik putte uit. 
    • Jij putte uit. 
    • Hij, zij, het putte uit. 
  2. aanvoegende wijs van uitputten


Gangbaarheid