protesteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·tes·teert

Werkwoord

vervoeging van
protesteren

protesteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van protesteren
    • Jij protesteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van protesteren
    • Hij protesteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van protesteren
    • Protesteert!