productiviteit
Uiterlijk
- pro·duc·ti·vi·teit
- afgeleid van productief met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | productiviteit | |
verkleinwoord |
de productiviteit v
- de hoeveelheid resultaat die per hoeveelheid productiemiddel ontstaat
- ▸ Het Duitse reizen staat in het teken van de haast en de productiviteit: zo snel mogelijk van Hamburg naar München in een hard geveerde BMW, met een korte stop voor een vette hap in de Raststätte.[1]
- ▸ Maar je kon in Venetië niet van anachronismen spreken. De moderne tijd was een anachronisme in deze stad die op geen enkele manier was toegerust voor productiviteit, haast of nut. Hier was de tijd blijven zweven in melancholie en heimwee naar de droom van een schaduw van een rinkelend verleden.[2]
- Het woord productiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "productiviteit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be