privatiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·va·ti·seert

Werkwoord

vervoeging van
privatiseren

privatiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van privatiseren
    • Jij privatiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van privatiseren
    • Hij privatiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van privatiseren
    • Privatiseert!