plombeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plom·beert

Werkwoord

vervoeging van
plomberen

plombeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plomberen
    • Jij plombeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plomberen
    • Hij plombeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plomberen
    • Plombeert! 

Gangbaarheid