plantensoort

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·ten·soort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plantensoort plantensoorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de plantensoortv / m

  1. (plantkunde) een groep planten die een bepaald aantal kenmerken gemeenschappelijk heeft en zich onderling voort kan planten
     ' Ten tijde van Darwins bezoek had Ascension slechts vijfentwintig à dertig plantensoorten, waarvan de meeste varens waren.[1]
     Elke plantensoort heeft zijn eigen pollen; de korrels van een den lijken onder de microscoop bijvoorbeeld wel een beetje op een Mickey Mouse-gezicht (een hoofd met twee grote oren) en die van de berk zijn juist enigszins driehoekig, met een kleine opening bij het uiteinde van elke hoek.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Waarom zijn er zoveel soorten” (2016), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045031422
  2. Gemma Venhuizen
    “IJstijden” (2014), Amsterdam University Press op Wikipedia, ISBN 9789089647115