piske
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pis·ke
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | piske | piskes |
Zelfstandig naamwoord
piske o dim. tant.
- lett. plasje; een onbeduidende, gemakkelijke zaak
- Vergeleken daarmee is dat een piske.
Gangbaarheid
- Het woord 'piske' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.