pinaart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·naart

Werkwoord

vervoeging van
pinaren

pinaart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pinaren
    • Jij pinaart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pinaren
    • Hij pinaart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pinaren
    • Pinaart! 

Gangbaarheid