pathognostisch
Uiterlijk
- pa·tho·gnos·tisch
- afgeleid van pathognose met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pathognostisch | pathognostischer | |
verbogen | pathognostische | pathognostischere | |
partitief | pathognostisch | pathognostischers | - |
pathognostisch
- typisch, kenmerkend voor een ziekte
- Het woord pathognostisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.