parkeerde fout

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·keer·de fout
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
foutparkeren

parkeerde fout

  1. enkelvoud verleden tijd van foutparkeren
    • Ik parkeerde fout. 
    • Jij parkeerde fout. 
    • Hij, zij, het parkeerde fout. 


Gangbaarheid