parkeer wild

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·keer wild
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wildparkeren

parkeer (...) wild

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wildparkeren
    • Ik parkeer wild. 
  2. gebiedende wijs van wildparkeren
    • Parkeer wild! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wildparkeren
    • Parkeer je wild? 

Gangbaarheid