parasitologisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·ra·si·to·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van parasitologie met het achtervoegsel -isch
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | parasitologisch | parasitologischer | |
| verbogen | parasitologische | parasitologischere | |
| partitief | parasitologisch | parasitologischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
parasitologisch
- betrekking hebbend op de parasitologie
Gangbaarheid
- Het woord parasitologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.