pantomimisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pan·to·mi·misch
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pantomimisch | pantomimischer | |
verbogen | pantomimische | pantomimischere | |
partitief | pantomimisch | pantomimischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
pantomimisch [1]
- door gebaren aangeduid of voorgesteld als in een pantomime
Gangbaarheid
- Het woord pantomimisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.