overleeft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·leeft

Werkwoord

vervoeging van
overleven

overleeft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleven
    • Jij overleeft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleven
    • Hij overleeft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overleven
    • Overleeft! 
Zelensky overleeft drie moordpogingen in één week’. [1]


Verwijzingen