overdraagbaar
Uiterlijk
- over·draag·baar
- naamwoord van handeling van overdragen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overdraagbaar | overdraagbaarder | overdraagbaarst |
verbogen | overdraagbare | overdraagbaardere | overdraagbaarste |
partitief | overdraagbaars | overdraagbaarders | - |
overdraagbaar
- (medisch) van de ene naar de andere persoon over te dragen
- Ook in de VS komen muggen voor die biologisch gezien het het zikavirus kunnen verspreiden, daarom loopt het land risico om besmettingshaard te worden. Dinsdag werd bekend iemand in Texas het virus kreeg na seksueel contact met een reiziger die Venezuela had bezocht. Het was het eerste bewijs dat het virus ook seksueel overdraagbaar is. [1]
- Het woord overdraagbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Liza van Lonkhuyzen NRC 8 februari 2016