opscharrelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·schar·rel·den

Werkwoord

vervoeging van
opscharrelen

opscharrelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opscharrelen
    • ...dat wij opscharrelden. 
    • ...dat jullie opscharrelden. 
    • ...dat zij opscharrelden.