oppert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·pert

Werkwoord

vervoeging van
opperen

oppert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opperen
    • Jij oppert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opperen
    • Hij oppert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opperen
    • Oppert!