opleg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·leg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opleggen |
opleg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleggen
- ... dat ik opleg.
Gangbaarheid
- Het woord opleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opleg" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be