Naar inhoud springen

opleggen

Uit WikiWoordenboek
  • op·leg·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opleggen
legde op
opgelegd
zwak -d volledig

opleggen

  1. overgankelijk iets een liggende plaats geven op iets anders
    • We hebben een nieuwe band opgelegd. 
     Verderop bij de rivier maakte ik een klein vuurtje waar ik wat bladeren oplegde zodat er veel rook ontstond.[1]
  2. overgankelijk ~ met een laag sierhout aanbrengen op een minder edele ondergrond
    • Dexe tafel is opgelegd met mahonie. 
  3. ditransitief iemand iets ~: iemand aan een dwangmaatregel onderwerpen
    • Hij kreeg een boete van driehonderd dollar opgelegd. 
     De politie in Londen heeft het onderzoek naar het zogenoemde partygate-schandaal afgesloten. In totaal werden 126 boetes opgelegd aan politici en overheidsmedewerkers. Naar premier Johnson loopt nog wel een parlementair onderzoek over zijn rol in het schandaal.[2]
     'Duurzame mijlpaal': De rechter oordeelt dat de gemeente bevoegd is om zo'n verbod op te leggen en vindt de argumenten van Den Haag voldoende onderbouwd. Dat de bijdrage van het verbod op landelijk en wereldwijd niveau "gering is", doet daar niet aan af, aldus de rechter.[3]
  • iemand het zwijgen opleggen
    iemand dwingen tot zwijgen
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2022 Weblink bron “Politie Londen sluit onderzoek 'partygate' af, 126 boetes opgelegd” (19 mei 20), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 april 2025 Weblink bron “Den Haag krijgt gelijk van de rechter: verbod op fossiele reclames mag” (25 april 2025), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be