oort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oort

Werkwoord

vervoeging van
oren

oort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oren
    • Jij oort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oren
    • Hij oort. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van oren
    • Oort!