oordeelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·deelt

Werkwoord

vervoeging van
oordelen

oordeelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oordelen
    • Jij oordeelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oordelen
    • Hij oordeelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van oordelen
    • Oordeelt!