onvoorzichtig
Uiterlijk
- on·voor·zich·tig
- Afgeleid van voorzichtig met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onvoorzichtig | onvoorzichtiger | onvoorzichtigst |
verbogen | onvoorzichtige | onvoorzichtigere | onvoorzichtigste |
partitief | onvoorzichtigs | onvoorzichtigers | - |
onvoorzichtig
- niet voorzichtig
- Hij was zo'n onvoorzichtige jongen.
- ▸ Alle gesprekken op dat gebied waren als een mijnenveld waarbij de kleinste onvoorzichtige opmerking een explosie van onbehaaglijkheid kon veroorzaken.[1]
- Het woord onvoorzichtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onvoorzichtig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be