ontvreemdt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vreemdt

Werkwoord

vervoeging van
ontvreemden

ontvreemdt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvreemden
    • Jij ontvreemdt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvreemden
    • Hij ontvreemdt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvreemden
    • Ontvreemdt!