ontslaapt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·slaapt

Werkwoord

vervoeging van
ontslapen

ontslaapt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontslapen
    • Jij ontslaapt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontslapen
    • Hij ontslaapt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontslapen
    • Ontslaapt!