Naar inhoud springen

ontbloot

Uit WikiWoordenboek
Een schipper met ontbloot bovenlijf (1955)
  • ont·bloot
  • vervoeging van ontbloten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
ontbloten

ontbloot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbloten
  2. gebiedende wijs van ontbloten
vervoeging van: ontbloten…
verbogen vorm: ontblote

ontbloot

  1. voltooid deelwoord van ontbloten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ontbloot ontbloter ontblootst
verbogen ontblote ontblotere ontblootste
partitief ontbloots ontbloters -

ontbloot [1]

  1. niet door kleding bedekt
  • niet van enig belang ontbloot
enig belang hebbend
 Een kort overzicht dat, ofschoon niet geheel van interesse ontbloot, kan worden overgeslagen door de lezer die brandt van nieuwsgierigheid naar het verhaal.[2]


99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]