onheilspellend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·heil·spel·lend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onheilspellend onheilspellender onheilspellendst
verbogen onheilspellende onheilspellendere onheilspellendste
partitief onheilspellends onheilspellenders -

Bijvoeglijk naamwoord

onheilspellend

  1. wat gevaarlijke, onplezierige dingen voorspelt
    • De onheilspellende onweerswolken trokken samen boven Pinkpop. 
    • Door een gat in het dak kon Kleine Woord de hemel zien die nu donker en onheilspellend geworden was.[1] 
     De tengere gestalte van een meisje van een jaar of twaalf staat op de omslag, met achter haar een donkere lucht vol onheilspellende wolken. Lange zwarte haren wapperen voor een bleek en betraand gezicht.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 117
  2. Bronlink Weblink bron “Kift” (2011), Singel Uitgeverijen, ISBN 9789029578028, p. 101
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be