ongemunt

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·munt
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ongemunt
verbogen ongemunte
partitief ongemunts

Bijvoeglijk naamwoord

ongemunt [1]

  1. van een hoeveelheid (edel)metaal dat ze nog niet is gebruikt om er munten van te slaan
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen