ongedeerd
Uiterlijk
- on·ge·deerd
stellend | |
---|---|
onverbogen | ongedeerd |
verbogen | ongedeerde |
partitief | ongedeerds |
ongedeerd
- niet verwond door het gebeuren
- Er waren wonder boven wonder een aantal ongedeerde passagiers na die vliegramp.
- 'Alles is voor elkaar,' zei hij. 'Meer hoeven we voorlopig niet te doen. De Koning schijnt nog ongedeerd te zijn en de Mollen zijn aan het werk, zodat wij rustig kunnen wachten op de dag van morgen. [1]
1. niet verwond door het gebeuren
- Het woord ongedeerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongedeerd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 102
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be