onafscheidbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·af·scheid·baar
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van afscheidbaar met het voorvoegsel on-
Bijvoeglijk naamwoord
onafscheidbaar
- dat iets niet van een andere zaak te scheiden is
- Zij waren al vele jaren onafscheidbare vrienden.
Antoniemen
Vertalingen
1. dat iets niet van een andere zaak te scheiden is
Gangbaarheid
- Het woord onafscheidbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.