omloopt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·loopt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omlopen |
omloopt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- ... dat jij omloopt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- ... dat hij omloopt.
vervoeging van |
---|
omlopen |
omloopt