omklinkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·klinkt

Werkwoord

vervoeging van
omklinken

omklinkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omklinken
    • ... dat jij omklinkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omklinken
    • ... dat hij omklinkt.